dinsdag 30 oktober 2007

Fuiven

Man probeert fuifganger omver te rijden
BRUSSEL - Een man is vrijdagnacht met zijn auto in de tuin van een café beland nadat hij iemand omver wou rijden, maar de controle over het stuur verloor. Het voorval gebeurde in Sint-Stevens-Woluwe, op het Burgemeester Servranckxplein. «De autobestuurder probeerde te parkeren en een fuifganger moet daarover een opmerking gemaakt hebben», zegt commissaris Jean-Pierre Van Thienen. «De chauffeur reed vervolgens met volle snelheid in de richting van de man. Die kon maar net wegspringen, waardoor de autobestuurder een muurtje ramde.» De bestuurder sloeg op de vlucht, maar gaf zich later aan.

Aldus de regionale pagina’s in Het Laatste Nieuws gisteren. Voor fotografisch materiaal en een iets gekleurdere versie van de feiten kan je bij XYG terecht.
Het is in onze thuishaven helaas een gekend fenomeen. Wanneer er door eender wie een fuif georganiseerd wordt, zit het er gegarandeerd bovenhands op. Meestal gaat het om jongeren van wie wij als jeugd uit onze gemeente nog niet het bestaan durfden vermoeden. Nagenoeg nooit zijn er personen uit onze vrienden- of kennissenkring betrokken bij vechtpartijen of vandalisme. Of het moet als slachtoffer zijn.
De vraag die zich steeds stelt is wat er aan zoiets gedaan kan worden.
Een uit de kluiten gewassen security-macht? De meeste heibel speelt zich doorgaans op straat af. De organisatie kan misschien nog geacht worden verantwoordelijk te zijn voor de orde op de parking voor de fuifzaal. Maar pakweg vijftig meter verder valt die verantwoordelijkheid weg.
Een aantal jongeren systematisch de toegang tot de fuifzaal ontzeggen? Een drastische maatregel die in den beginne allicht meer reactie zal veroorzaken. De winstcijfers van de fuiven zullen misschien ook dalen. Misschien, want het crapuul dat de fuiven komt verzieken heeft niet zelden een fles sterke drank onder zijn jas steken en moet zijn geld spenderen aan drugs in plaats van drankbonnetjes. Ik denk dat ik –als flink consumerende fuifganger- trouwens niet alleen voor mij spreek dat een fuif met minder hommeles meer ouder en vlotter drinkend volk zou kunnen aantrekken. Blijft natuurlijk de vraag wie wel en wie niet binnen mag. Het grootste deel van het crapuul valt op het uiterlijk te screenen, maar wat met de ‘look like I’m dangerous but I pee my pants if you’re going to tell my mommy’-achtige slungels?
De grote vraag is natuurlijk of onze vrienden van de politie hier eigenlijk niet eens moeten ingrijpen? De problemen die wij op onze fuiven ondervinden zijn in ieder geval dezelfde als diegene waar ze in Sterrebeek en Zaventem mee te maken krijgen. Regelmatig gaat het om dezelfde amokmakers. Vorig jaar organiseerde mijn eega een fuif waarop ene P.D. een aantal flinke linkers uitdeelde en iemands neus brak. De hopeloos late ter hulp gesnelde politie behandelde mijn wederhelft alsof ze een puber van zestien was. (ter informatie, ze is er 26, is hogeschool docente en heeft twee universitaire diploma’s) Het voorval bleek haar schuld te zijn en voor zulke akkefietjes moest ze toch niet telkens de politie bellen. De afsluitende woorden waren denk ik: “Wij laten dit zo niet! U gaat nog van ons horen!” De politie kwam inderdaad niet meer terug, maar nauwelijks een uur later moest de ziekenwagen wel in allerijl een toegetakelde fuifganger komen ophalen. En P.D.? Die werd door de politie gewoon naar huis gebracht. “Ja die is zo, ge moet die kennen,” informeerde de politie mijn verbouwereerde vriendin nog.
Mag ik bij deze een oproep naar nieuwe Schepen van Jeugd An Ceuppens lanceren om samen met ordehandhavers en jeugdbewegingen een ambitieus plan op te stellen tegen het geweld op onze fuiven? Opdat wij terug op ons gemak aan de toog een pint kunnen drinken!

Nouvelle Vague

Uit liefde voor de new-wavemuziek, bracht de Franse producer Marc Collin in 2004 een plaat uit met bossa-novaversies van zijn favoriete nummers. Nouvelle Vague was geboren en werd een onverwacht succes. Meer dan 200.000 exemplaren van het eerste album gingen over de toonbank. het vaakste gedraaide nummer van de groep moet hun cover van Fade to grey van Fat Gadget zijn. Zangeressen Camille en Melanie wisselen op plaat van koketterie tot passie.
Wat oorspronkelijk startte als een éénmalig project is drie albums later uitgegroeid tot een volwaardige band met een stevige schare fans. Hoogtepunt In a manner of speaking komt echter uit hun debuutalbum. De song is oorspronkelijk van Tuxedomoon, een experimentele post-punk/wave band die nog een poosje in Brussel woonde en een aantal jaar de Belgische trompettist Luc Van Lieshout in zijn rangen mocht tellen.

maandag 29 oktober 2007

Hans Van Alphen, Belgiës beste tienkamper ooit

"De feestjes als student hebben mij een paar jaar van mijn carrière gekost"

Tienkamper Hans Van Alphen (25) heeft zich onlangs met een verdienstelijke elfde plaats op het WK in Osaka geplaatst voor de Olympische Spelen. En dat als amateur! Maar ja, tienkampen, dat is: van alles een beetje kunnen, maar eigenlijks niks grondig. “Schrijf maar op in grote drukletters: het is net het omgekeerde.”

Een paar weken voor het WK atletiek in Osaka had Hans Van Alphen zich laten opmerken door als eerste Belgische tienkamper de magische grens van de 8.000 punten te overschrijden. Mensen die het kunnen weten, dichten de Kempenaar en kinesist een grote toekomst toe.
Ik heb met Hans Van Alphen afgesproken in mijn ouderlijk huis. Hij neemt in de buurt deel aan zijn laatste wedstrijd van het seizoen. Na een stevige handdruk vraagt hij of hij even onder de douche mag. Nauwelijks zeven minuten later – alweer een record – staat hij fris gewassen terug beneden. Een kwartier later bevinden we ons op een rustig terras en vraagt de kelner wat we willen drinken. Ik bestel een fles La Chouffe, Van Alphen een extra glas.

Moet een tienkamper zich niet houden aan een streng dieet en een spartaanse levensstijl?
HANS VAN ALPHEN:
“Dat heb ik de laatste jaren in elk geval niet gedaan. Ik heb er vijf jaar studeren in Leuven op zitten. Ik heb mijn studentenjaren zoals elke normale student beleefd en ging veel op stap. Daardoor heb ik mijn trainingen wat verwaarloosd. Ik trainde echt heel ongeregeld. Soms drie keer per week, soms drie keer per maand. Als er een wedstrijd aankwam, begon ik wat meer te trainen en wat minder te drinken. Prestaties die ik nu op sommige onderdelen neerzet kwamen er toen ook uit, maar op erg onregelmatige basis.
»Ik haalde in die tijd (Van Alphen studeerde af in 2005; red.) rond de 7.000 punten. Daarmee was ik toen derde beste Belg. Daarom besloot ik na mijn studies opnieuw voluit te gaan trainen. Vandaar dat ik zo’n steile opgang gemaakt heb. Mijn studentenleven heeft me eigenlijk een paar jaar van mijn carrière gekost. Maar ik ben blij dat ik het heb meegemaakt en dat alles toch nog goed gekomen is. Bovendien heb ik nu ook mijn diploma achter de hand.”
Je bent amateur-atleet en kinesist, een gemakkelijke combinatie?
VAN ALPHEN:
“De voorbije twee jaar waren erg zwaar. Ik begon elke dag rond acht uur te werken. Om drie uur stopte ik om tot half zes te gaan trainen. Daarna ging ik weer aan de slag tot half tien. Dat is gelukkig wat veranderd. Ik heb dit jaar een patiënt gevonden die mij sponsort.Ik had met beide handen die zijn nek vast en… (lacht) Nee, ik heb een 40- jarige patiënt die een aantal bedrijven heeft en gek is op sport. En zo kwam het een van het ander. Hij vroeg me om eens op papier te zetten hoeveel atletiek mij jaarlijks kost. Hij sponsort mij nu voor dat bedrag. Daardoor is er uiteraard wat meer tijd vrijgekomen om te trainen. Met de prestaties die ik vandaag neerzet tot gevolg.”
Heb je al veel reactie gekregen op die prestaties?
VAN ALPHEN:
“Daar ben ik enorm van geschrokken. Ik heb echt massa’s mails en berichten gekregen. Ik kreeg in mijn brievenbus zelfs vragen voor gehandtekende foto’s. Dat is toch wel wat beangstigend. Bij mijn thuiskomst was de hele straat versierd. Iedereen had daar aan meegewerkt. Dat is wel chique.
»Grote pech was wel dat op dat moment de 4x100-dames er net met een bronzen plak vandoor gingen. Dat heeft zowat alle aandacht opgeëist. Maar het is wel fijn dat je eens in de krant staat en dat de mensen zien wat je verwezenlijkt hebt. Dat is ook goed voor het atletiek, en zeker voor de tienkamp. En de sponsor is uiteraard ook tevreden als je eens in de boekskes staan.”
Ahum, magazines.
VAN ALPHEN:
(lacht) “Magazines, sorry. Ik ben wel blij dat de interesse in mij beperkt blijft. Ik kan me wel inbeelden dat het voor Kim en Tia soms wat te veel wordt. Als ik hoorde van Hanna Mariën (4x100 meter; red.) dat haar gsm elke vijf minuten afging, dan prijs ik mezelf gelukkig dat ik daar gespaard van blijf.“
Atletiekjournalist Kris Meertens zei op Studio Brussel dat jij de ‘X-factor’ hebt die jou wel eens de nieuwe ster van het Belgische atletiek zou kunnen maken. Word jij de mannelijke Kim Gevaert?
VAN ALPHEN:
“Pfff, Kim en ik zijn totaal niet te vergelijken. Haar niveau is veel hoger dan het mijne. Kim is de absolute nummer één in de Belgische atletiek. Net daaronder komt Tia. Bij de mannen zijn Kristof Beyens en ik momenteel diegenen met de beste resultaten. Bij gebrek aan beter. Ik zie mezelf geen ster worden. Laat mij maar gewoon met mijn sport bezig zijn.”

Verzuring
De kloof tussen gewone atleten en tienkampers wordt stilaan kleiner. Op technische onderdelen is er nog een verschil in prestatie van 30%. Op de andere onderdelen een speling van nauwelijks 15%. Hoe verklaar je dat?
VAN ALPHEN:
“Schrijf dat maar in grote drukletters. Een van de belachelijkste opmerkingen die ik krijg is vaak: ‘Tienkamp, dat is van alles een beetje kunnen, maar eigenlijks niks goed kunnen.’ Het is net omgekeerd. Veel mensen zijn goed in vijf, zes, of misschien zelfs zeven of acht dingen. Dan nóg kom je er bij tienkamp niet. Je moet echt behoorlijk goed zijn in elke discipline, anders kan je het vergeten. Als je kijkt naar wereldkampioen Roman Sebrle: die springt acht meter ver. Dan zit je in de middenmoot van de wereldtop. Maar dat is geen verspringer. Als je zeventig meter ver gooit met de speer, zit je nog een heel eind van de wereldtop, maar hier in België is dat de top. En in de tienkamp moet je die prestaties in twee dagen leveren. Daar mag van sommige mensen wat meer respect voor komen.”
Als Kim Gevaert een paar keer de 100 meter gelopen heeft, klaagt ze over vermoeidheid. Is jullie pakket niet nog veel zwaarder?
VAN ALPHEN:
(lacht) “Ja, dat is niet te begrijpen, hè. Wat tienkamp voor mij echt zwaar maakt, is de vierhonderd meter op het einde van dag één. Die zorgt voor heel wat verzuring. Het moeilijke is dan op dag twee aan de 110 meter horden beginnen. Omdat je zo hard verzuurd bent, zijn je benen erg stijf. Dan moet je over horden van bijna 1m07 beginnen te lopen.Dat is niet evident. Vanaf het polsstokspringen beginnen de inspanningen meestal te wegen. In mijn geval (kijkt bedenkelijk) duurt dat niet zo lang. Normaal gezien duurt zo’n parcours ongeveer drie uur. Ik spring heel laag, dus ik ben er snel vanaf. Dat is ook geen voordeel, want dan moet je snel na elkaar springen.
»De opeenstapeling weegt door, natuurlijk. Het zijn allemaal korte en explosieve nummers en dan komt er nog eens hoog- en polsstokspringen bij, proeven die lang duren. Dat in combinatie met de 400 en 1.500 meter maakt het wel hevig.
»Als je een tienkamp doet, moet je rekenen dat je de eerste week niet veel zal trainen. Dat is ook net het moeilijke aan tienkamp. Als je je moet kwalificeren voor de honderd meter, dan kan je elke week wel een wedstrijd 100 meter gaan lopen. Maar voor een tienkamp moet je jezelf twee weken op voorhand beginnen voor te bereiden. Je hebt ook nog eens twee weken nodig om volledig te recupereren van een wedstrijd. Per tienkamp die je doet, verlies je eigenlijk een maand intensieve trainingsarbeid. Als je je dan voor een wedstrijd wil kwalificeren en je moet minima achterna hollen, springen en werpen, wordt dat uiteraard erg zwaar.”

Vijf trainers
Jouw progressie ligt volgens je trainers vooral bij de technische nummers.
VAN ALPHEN:
“Dat is inderdaad zo. Toen ik op het WK in Osaka voor de eerste keer tussen de groten van de tienkamp stond, voelde ik mij soms een gehandicapte. Mijn concurrenten zijn technisch veel beter. Dat komt omdat zij professioneel met hun sport bezig zijn en meer tijd hebben om te trainen. Ik heb bij elke technische proef nog marge. Bij polsstokspringen en hoogspringen bengel ik helemaal achteraan. Maar ik heb alles in huis om het onder de knie te krijgen. Ik spring 4m30. Als ik een halve meter hoger spring, kan ik bijna 200 punten winst maken. Op één proef is dat gigantisch veel.”
Wat is jouw favoriete onderdeel?
VAN ALPHEN:
(onmiddellijk) “Speerwerpen. Daar moet ik bijna niet voor oefenen en toch werp ik meer dan behoorlijk. Dat is de proef die mij technisch het beste ligt. Het is ook het enige wat lang blijft vliegen. Zo’n speer heeft een prachtige vlucht. Een kogel daarentegen, die gooi je weg en hij ploft op de grond. Mijn sterkste proef is evenwel het verspringen. Dat samen met de 400 en de 1.500 meter. Maar dat zijn geen plezante proeven. Dat is gewoon afzien. Het plezante is ook de afwisseling. Als ik een week moet gaan speerwerpen, dan ben ik dat kotsbeu. Daarom train je telkens verschillende proeven door elkaar.
»Ik werk met vijf trainers. Voor ver- en hoogspringen en de loopnummers heb ik dezelfde trainer, voor kogel- en discuswerpen een andere trainer, iemand voor polsstokspringen, iemand voor de horden en iemand voor het speerwerpen. Voor de 1.500 meter train ik sowieso niet. Ik train voor de 400 meter en moet het dan maar redden in de 1.500 meter. Dat kan ook niet anders. Als je echt gaat conditietrainen, dan gaat je explosiviteit voor een stuk verloren en kom je minder sterk voor de dag in de negen andere nummers.”

Profcontract
Als je vijf verschillende trainers hebt, wie behoudt dan het overzicht?
VAN ALPHEN:
“Vanaf oktober krijg ik eindelijk mijn profcontract bij Bloso. Dan komt er iemand die me volledig zal begeleiden. Dat is belangrijk, want ik heb geen cursus trainingsleer gevolgd. Ik moet nu alles alleen beslissen. Ik luister wel naar mijn lichaam, maar soms moet je ook eens in het rood kunnen gaan. Nu ik prof word, zal ik eerst ook volledig onderzocht worden.”
Waarom heeft de atletiekbond je vorig jaar nog geen contract aangeboden?
VAN ALPHEN:
“Ik had mij vorig jaar kandidaat gesteld, maar toen had ik maar 7.400 punten. Mijn aanvraag was ondersteund door een aantal brieven van gerenommeerde trainers die wel wat in me zagen. (zucht) Ik begrijp wel dat het voor hen een moeilijke beslissing is. Je hoopt natuurlijk dat ze daar vertrouwen in hebben.”
Is het niet spijtig dat alleen mensen die iets bewezen hebben prof worden? Moeten ze niet net talent de kans geven door te groeien?
VAN ALPHEN:
(aarzelt) “Misschien wel, vorig jaar dacht ik daar ook zo over. Aan de andere kant heb ik nu wel bewezen dat ik het waard was. En ik heb me als amateur kunnen plaatsen voor de Olympische Spelen. Ik denk niet dat er veel mensen dat kunnen zeggen.”
Buiten de Belgische hockeyploeg.
VAN ALPHEN:
(lacht) “Ploegsporten niet meegeteld. Ik moet me volgend jaar enkel en alleen concentreren op de Olympische Spelen. Met mijn Bloso-statuut heb ik nu eindelijk wat rust. Dat had ik het voorbije jaar helemaal niet. Het enige wat ik deed was trainen en werken. Ik had daarnaast geen leven. Vroeger ging ik elke week op stap. Nu is dat nog één keer om de twee maanden en dan wordt het nooit langer dan middernacht. Mijn sociaal leven is er erg op achteruit gegaan. Gelukkig doet mijn vriendin ook aan atletiek en weet zij wat het is. Zij traint zelf drie, vier keer per week. Soms trainen we op hetzelfde moment. We doen dan niet echt iets samen, maar zien elkaar dan toch.
»Wij hebben dat op voorhand wel duidelijk besproken. Ik wist dat wanneer ik de stap naar professioneel sporten wou zetten, dat het zwaar zou worden. Trouwens, als het dit jaar niet gelukt was, had ik het nog één, misschien twee jaar geprobeerd, maar was er dan mee gestopt.”
“Op het WK, tussen al die profs, voelde ik mij soms een gehandicapte.”

Solidariteit
Het Belgisch record is de laatste drie jaar drie keer en door drie verschillende atleten gebroken. Een talentvolle lichting of het resultaat van een goed begeleidingsapparaat?
VAN ALPHEN:
“Er zit echt veel talent klaar. Een meisje zoals Sara Aerts, die de zevenkamp doet, barst van het talent. Ik denk dat België op termijn een echt meerkampland gaat worden. Nu zijn we een land van spurters en vroeger van langeafstandlopers. Qua structuren of ondersteuning bestaat er weinig. Er loopt gewoon veel talent rond. Het grootste deel komt uit Wallonië.
»In de jaren ‘70 had België ook een hele goede lichting tienkampers, met drie man op de Olympische Spelen. In onze buurlanden is er veel meer aandacht voor tienkamp. In Duitsland of Frankrijk zijn tienkampers dé atleten.”
De gemoedelijke sfeer tussen meerkampers op kampioenschappen valt wel op.
VAN ALPHEN:
“Er bestaat geen enkele andere discipline waar de solidariteit tussen concurrenten zo groot is. Als bij het verspringen je eerste twee sprongen afgekeurd worden, dan moedigt iedereen je aan. Je zou nochtans denken dat iedereen tevreden is met een concurrent minder, maar niks is minder waar. Wij moeten ook vaak wachten tot het aan ons is en dan wordt er wel wat gebabbeld. Alleen de Russen vallen wat uit de boot omdat die nauwelijks Engels kunnen. (lacht)
»De atleten geven elkaar ook tips. Ze zeggen bijvoorbeeld waar je nog op moet letten. Als je dan kijkt naar spurters. Die mannen proberen elkaar al voor de wedstrijd te imponeren of halen in de pers naar elkaar uit.”
Hoe belangrijk is de mentale druk?
VAN ALPHEN:
“Die is zeker niet te onderschatten. Je moet proberen om gefocust te blijven tijdens de tien proeven, twee dagen lang. Als je een slechte proef hebt gedaan, wat regelmatig gebeurt, dan moet je jezelf opnieuw oppeppen.
»Ik sta mentaal zeer sterk. Ik weet niet hoe dat zal zijn als ik ergens als favoriet moet verschijnen. Dan zal de druk allicht een pak hoger liggen. Maar ik kan redelijk goed relativeren. Het gaat hier om sport en er zijn heel wat andere dingen in het leven.”
Hoe lang kan een tienkamper mee?
VAN ALPHEN:
“Tot halverwege de dertig. De huidige wereldkampioen is 33. De vraag is hoe je lichaam reageert op de trainingen en de intensieve inspanningen. Ik denk zelf nog een tijdje door te gaan. Maar als 8.000 punten niet meer haalbaar zijn, dan ga ik mezelf niet meer pijnigen op de trainingen.”
Doe eens een straffe pronostiek voor de Spelen?
VAN ALPHEN:
“Het niveau op de Spelen zal zeker hoger liggen dan op het WK. Ik sta nu 21ste op de wereldranglijst. Als ik me dit jaar grondig kan verbeteren, moet ik op de Spelen minstens de top-12 halen. Tegen de Spelen van 2012 wil ik 8.500 punten halen.
»De vraag is ook hoeveel atleten wegvallen. Als de echte toppers falen op een proef, dan haken die af. Die komen alleen voor het podium. Tel daar nog wat afwezigheden en blessures bij op en je stijgt een paar plaatsen.”


TELLEN TOT TIEN
PARCOURS
Dag 1
100 meter HVA: 11.09 sec.
Verspringen HVA: 7.49 m
Kogelstoten HVA: 15,39 m
Hoogspringen HVA: 1,89 m
400 meter HVA: 48,25 sec.

Dag 2
110 meter horden HVA: 14,72 sec.
Discuswerpen HVA: 46,37 m
Polsstokspringen HVA: 4,4 m
Speerwerpen HVA: 65,7 m
1.500 meter HVA: 4 min 21

REGELS
De regels van de afzonderlijke nummers zijn van toepassing. Alleen: de atleten mogen bij nummers als verspringen en speerwerpen slechts drie in plaats van zes pogingen ondernemen.

PUNTENTELLING
De punten die de atleten kunnen behalen, zijn niet afhankelijk van hun plaats in de rangschikking, maar wel van hun prestatie. Daarvoor is een ingewikkeld systeem uitgedacht met exponentiële functies. Vandaag kunnen atleten hun resultaten aflezen uit vooraf gemaakte tabellen.

HET WERELDRECORD
staat op naam van Tsjech Roman Sebrle. Hij behaalde 9.026 punten.

woensdag 24 oktober 2007

Provocatie in faciliteitengemeenten

“Franstaligen spreken al 25 jaar Nederlands op de gemeenteraad”
In drie faciliteitengemeenten werd afgelopen week op de gemeenteraad tegen de taalwetgeving in Frans gesproken. Vlaams Minister Van Binnenlands Bestuur Marino Keulen verklaarde alle beslissingen die op de gemeenteraden werden genomen onmiddellijk ongeldig. “Dat wisten de Franstaligen zelf ook wel,” zegt Jan Walraet, gemeenteraadslid voor de Vlaamse eenheidslijst Open in Wezembeek-Oppem.
Waarom voerden ze dan deze nutteloze actie?
JAN WALRAET:
“Dit was zuivere provocatie. Op onze gemeenteraad waren dertien cameraploegen aanwezig. De Franstaligen wilden gewoon eens met hun spierballen rollen. Inhoudelijk heeft het debacle niets bijgebracht. De Franstaligen blijven tegen de muur lopen. Privé taalgebruik is in onze gemeente vrij. Maar tijdens de gemeenteraad is het Nederlands verplicht.
Duidelijk is wel dat FDF voorzitter Olivier Maingain bepaald hoe het er hier aan toe gaat. Wat ons vooral opviel was dat de eerste persoon die op onze gemeenteraad Frans sprak, iemand van Ecolo was. Een partij die men op communautair vlak als gematigd beschouwd. Blijkbaar laten alle Franstalige partijen zich op sleeptouw nemen door het FDF.”
Wat vond u van de reactie uit Vlaamse hoek?
WALRAET:
“Die was te verwachten. Het is logisch dat organisaties als Vlaams Belang en Voorpost hier als eerste staan. Als dit nog zou gebeuren verwacht ik reacties van andere Vlaamse partijen.
Het valt uiteraard te betreuren dat Wezembeek-Oppem alleen op deze manier in het nieuws komt. Media zouden meer moeten uitleggen waarom dit gebeurt en zich concentreren op de kern van de zaak.”
Gaat het er elke week zo aan toe?
WALRAET:
“Neen, dat is net het absurde van de situatie. Het is de eerste keer in twintig jaar dat ik zoiets zie. De Franstaligen spreken al 25 jaar Nederlands op onze gemeenteraad. Soms doen ze eens een poging om Frans te spreken, maar dat haalt nooit wat uit. Trouwens toen de moties op de omstreden gemeenteraad goedgekeurd werden is er gestemd door ja te zeggen in plaats van oui, in de hoop dat dat iets zou uitmaken.
Wij werken heel de tijd samen met de Franstaligen. Als er een nieuwe weg moet worden aangelegd wordt daarover unaniem en in het Nederlands beslist. Het is alleen op cultureel vlak dat de Franstaligen dwars liggen. Ze weigeren zich op heel wat vlakken aan te passen aan Vlaamse normen en laten zo miljoenen liggen. Gelukkig voor ons zijn we een rijke gemeente. De Franstaligen kunnen zich dat permitteren.
Leeft deze problematiek bij de modale inwoner?
WALRAET:
“Helemaal niet! Wezembeek-Oppem is een slaapgemeente. De meeste inwoners leven in Brussel, knikken goedendag naar hun buren en daar houdt het mee op. Verder gebeurt er weinig. De mensen leven naast elkaar en het communautaire is het minste van hun zorgen.”
Zullen de faciliteitengemeenten ooit terug Vlaamser worden?
WALRAET:
“De gronden in onze gemeente worden zo duur dat ook de Franstaligen ze niet meer kunnen betalen. Na onze jongeren zullen dus ook Franstalige jongeren weg trekken. Die zullen vervangen worden door mensen van de Europese Unie of de Nato. De rand rond Brussel zal internationaler worden en er zullen nog meer slaapgemeenten komen.”
Wat kan een splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde betekenen voor de politiek in de faciliteitengemeenten?
WALRAET:
"Voor ons levert dat alleen maar voordelen op. De grote kanonnen zullen hier dan niet meer opkomen. De Franstaligen zullen nog steeds lijsten indienen, maar dat zal zonder grote namen zijn. Waar ik wel voor pleit in het belang van de Brusselse Vlamingen, is een aparentering (een overheveling van stemmen red.) tussen Brussel en Halle-Vilvoorde. Maar die is voorlopig voorzien in de wetsvoorstellen van de Vlaamse partijen."

zaterdag 20 oktober 2007

Aan tafel!

854 miljoen mensen gaan elke dag slapen met een lege maag. Nochtans wordt er op aarde voldoende voedsel geproduceerd om de hele wereldbevolking te voeden. Wie genoeg eet en wie wat eet is vooral afhankelijk van waar hij geboren wordt.
Duitsland 400 euro per week

Verenigde Staten 300 euro per week

Japan 280 euro per week

Italië 220 euro per week

Groot-Brittannië 217 euro per week

Mexico 152 euro per week

China 112 euro per week

Polen 109 euro per week

Egypte 42 euro per week

Mongolië 29 euro per week

Ecuador 21 euro per week

Bhutan 3 euro per week

Sudan 0,82 euro per week

Socialisme

Voor de SP.A ziet het er momenteel bijzonder slecht uit. Ofwel gaat de partij nu in de regering, ofwel binnen twee jaar. Haar reden van bestaan is immers regeren geworden: het spel van de macht is voor veel mensen in die partij het belangrijkste geworden. Nu, als ze snel in een regering stappen, denk ik niet dat ze over tien jaar nog bestaan. En als ze in de oppositie blijven zitten, hebben ze óók een probleem: het parlement zit vol oud-ministers en opgebrande jonge meisjes, met Dirk Van der Maelen als fractieleider, en dat is niet de man om oppositie te voeren. In het Vlaams Parlement is Caroline Gennez fractieleidster, en die heeft in haar hele leven ook nog nooit iets anders gedaan dan aan de baas gaan vragen wat ze moet zeggen. Dus...
Jan Van Duppen in Knack
Wat is uw pronostiek voor de score van Caroline Gennez in de voorzittersverkiezingen?
Het zal ergens tussen de 60 en de 70 procent liggen. Belangrijk is te weten dat die andere 30 of 40 procent geen stemmen zijn vóór Erik De Bruyn of zijn programma, maar wel stemmen tégen het partijestablishment.
Louis Tobback: in Knack

vrijdag 19 oktober 2007

Twee fluitjes op het veld

Beetje vreemd toch dat de streaker die onze Rode Duivels op het voetbalveld kwam vergezellen een wedstrijd koos waar nagenoeg niemand naar keek. Meer nog, er was nauwelijks volk in het stadion. Is het de streaker niet net om aandacht te doen? Of hebben we hier te maken met een naaktloper met drempelvrees. Dacht die kerel, nou hier is niet te veel volk, hier durf ik me wel eens laten gaan. Ik ben hier met een grote groep vrienden, dus ik ken toch bijna iedereen. Hup, daar ga ik.
In tal van kranten was vandaag het verhaal van de man te lezen. Die heeft heel wat spijt van zijn daad. Er hangt hem vijf jaar stadionverbod en een fikse boete boven het hoofd. Bovendien kon zijn vriendin –voor wie de stunt blijkbaar als een soort huwelijksaanzoek moest dienen- niet lachen met de stunt en blijkt allerminst opgezet. Ook de leerlingen van de hockeyclub waar de man lesgeeft, zijn niet meteen opgezet, tal van ouders hebben hun kinderen al uit de club gehaald.
Maar hoe geraakt zo iemand nu in hemelsnaam zo eenvoudig het veld op? Waarom blijft de kerel niet ergens met zijn ballen in de prikkeldraad hangen? Is er dan geen enkele steward die, voor de man het veld kan betreden, eens op zijn fluit gaat staan? Onderstaand filmpje verklaart één en ander.

Wezembeek-Oppem

Wezembeek-Oppem, gelegen in het kiesdistrict Brussel-Halle-Vilvoorde, de Vlaamse rand rond Brussel en tevens faciliteitengemeente –de hele rataplan dus- is al twee jaar mijn thuis. Een residentiële gemeente, net als buurgemeente Tervuren één van de welvarendste uit onze regio. Gelukkig maar, want op bestuurlijk vlak botert het niet echt in onze gemeente. De gemeenteraad telt slechts twee partijen: de Franstaligen met Liste du Bourgmestre - Union des Francophones (LB-UF) en de Nederlandstaligen met Open. Die twee kampen staan steevast met getrokken messen tegenover elkaar. De LB-UF heeft een overweldigende meerderheid en is dus aan de macht. Dat resulteert in een koppig, op Brussel gericht bestuur. De Franstalige machthebbers weigeren consistent Vlaamse subsidies aan te nemen. Vlaamse subsidies inderdaad, want wij zijn een Vlaamse gemeente. Een Vlaamse gemeente die zo elk jaar tienduizenden euro’s misloopt.
Onze bestuurders lanceren ook met de regelmaat van de klok onmogelijke voorstellen. Zo vindt er nu maandag een extra gemeenteraad plaats. Op de agenda staan een motie over de uitbreiding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het basisrecht om Frans te spreken in de gemeenteraad.Twee voorstellen die zo goed als zeker goedgekeurd zullen worden, maar waar de gemeenteraad hoegenaamd geen bevoegdheid over heeft. Vertekeningen van gewesten moeten beslist worden in het federaal parlement –met een twee derde meerderheid en zonder alarmbelprocedure!- en beslissingen over de taal van bestuurzaken komen toe aan de Vlaamse Minister van Bestuurszaken. En zo kabbelt de gemeenteraad dus verder op een stroom van wanbestuur.
Steeds meer inwoners van onze gemeente beginnen het de laatste tijd wat te knijpen. Kennelijk willen ze ons landliever bij elkaar zien, getuige de Belgische vlaggen die ze door het venster hangen. Tekenend is echter dat het alleen Franstaligen zijn die de Belgische vlag laten wapperen. Wat ze daarmee hopen te bereiken is mij niet geheel duidelijk. Maar het feit dat ik geen enkele Nederlandstalige inwoner ken wiens Belgische vlag fier zijn woning siert, toont hoe verdeeld de Wezembeekse opinie en bevolking is. Elke Franstalige die zijn vlag buiten hangt en daarmee voor eenheid van het land wil pleiten, doet dus net het omgekeerde.

donderdag 18 oktober 2007

Ridicuul

Vorig jaar werd gewezen minister van Binnenlandse Zaken André Duquesne (MR) getroffen door een zwaar herseninfarct. Hij zal verlamd blijven voor het leven. Ondertussen kan hij geen ontslag nemen als europarlementslid. Duquesne kan immers zijn ontslagbrief niet ondertekenen. Ook zijn vrouw mag dat niet in zijn plaats doen. Zo blijft Duquesne 'zetelen' tot de volgende verkiezingen.

Humanitair?

Militairen houden zich steeds vaker bezig met wederopbouw en medische zorg. Een goede zaak, zou u denken. Niet zo voor de humanitaire organisaties die in conflictsituaties hulp verstrekken. Het verschil tussen soldaten en humanitaire medewerkers wordt kleiner, waardoor deze laatsten ook vaker het doelwit van aanslagen vormen. Ook Artsen Zonder Grenzen (AZG)België, is niet gelukkig met deze situatie.
Moeten we dan niet blij zijn dat militairen eens wat positiever doen dan bombarderen?
LIESBETH SCHOCKAERT (Onderzoekster AZG):
“Het debat is ruimer dan dat. Militairen hebben hun discours en hun handelingen aangepast. Ze verrichten, of zeggen dat tenminste, steeds vaker humanitair werk. Terwijl wat militairen doen altijd politiek gestuurd is. Er zit altijd een verder doel achter. Wat organisaties als AZG doen, is helemaal anders. Wij proberen het lijden van mensen te verlichten. Ongeacht uit welk kamp ze komen. Wij spreken geen waardeoordeel uit.Ons doel is zuiver hulp. Het probleem is dat de lokale bevolking het moeilijk heeft met dat onderscheid. Militairen rijden dan ook regelmatig rond met witte wagens en in burgerkledij. Dat maakt de verwarring nog groter. Onze mensen lopen daardoor gevaar.
Het woord humanitair wordt te pas en te onpas gebruikt. Het is niet omdat je een dorp helpt opbouwen dat je aan humanitair hulp doet. Ik wil zeker niet gezegd hebben dat vredesmissies of oorlogen nooit nodig zijn. Maar dat is een politieke beslissing, daar gaan wij als AZG ons niet mee bemoeien.”
Hoe proberen jullie de lokale bevolking van jullie onafhankelijkheid te overtuigen?
SCHOCKAERT:
“Voor wij ergens hulp gaan verlenen, praten we met lokale strijdheren. We kiezen daarbij geen partij. In Afghanistan hebben we bijvoorbeeld al met de Taliban samengewerkt.We proberen hen te laten inzien hoe we werken en wat onze doelen zijn. Wij werken zonder bodyguards of zwaarbewapende konvooien en het contact met die mensen is dus cruciaal. Zij staan in voor onze veiligheid. Een voordeel is dat onze organisatie al goed gekend is. Wij zullen ook nooit gebruik maken van militaire escortes. Die versterken alleen het beeld alsof we bij de militairen zouden horen. Vaak vinden militairen dat erg vreemd en moeten we dat ook aan hen uitleggen. Wij geven militairen ook trainingen om ons standpunt duidelijk te maken.“

maandag 15 oktober 2007

Windmill

Fans van breekbare muziek, hup naar de platenwinkel! Puddle City Racing Lights is waar u aan de kassa naar moet vragen. Wie het niet makkelijk heeft met duidelijk en voorzien van enige intonatie spreken, kan ook naar het debuutalbum van Windmill polsen. Windmill is het project van Matthew Thomas Dillon, wiens porseleinen stem onmiddellijk doet denken aan Jonathan Donahue van Mercury Rev. Een stem die snel kan bekoren maar even snel op de kast kan jagen. Ook de muziek die Windmill maakt doet denken aan Mercury Rev. Maar dan nog bloter en eenvoudiger. Hier en daar moet u allicht ook denken aan The Flaming Lips. Buitengewoon origineel is de muziek van Windmill dan ook niet, maar wie is dat in deze postmoderne tijden nog? Intieme momenten, emotionele passages en bombastische stukken wisselen elkaar af.

Sjakie in Alcatraz

Open VLD wil 14-jarigen criminelen laten opsluiten. Dat is nodig aldus Patrick Dewael om onze samenleving te beschermen. Misdadige jongeren of kinderen moeten voor uw en mijn veiligheid in een gesloten instelling worden opgesloten. Een omstreden voorstel dat volledig in strijd is met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Een verdrag dat België heeft goedgekeurd. Ook Open VLD staat achter dat verdrag, getuige de recente openhartigheid van premier Verhofstadt tijdens de Algemene Vergadering van de VN. Het blauwe opperhoofd nam er de handschoen op voor kinderen en noemde het een schande dat er nog 300.000 kindsoldaten zijn.
Minderjarige delinquenten opsluiten, vervreemdt de jongeren nog verder van de maatschappij. Volwassen gevangenen die na een paar maanden of jaren weer vrij komen, vinden het al haast onmogelijk zich snel terug aan de samenleving aan te passen. Wat dan met pubers die nog op zoek zijn naar hun eigen identiteit en erg vaak thuis nauwelijks steun of opvang moeten verwachten.
Een eeuw geleden hadden kinderen geen rechten. Ze werden -net als vrouwen overigens- beschouwd als tweederangsburgers, minivolwassenen. Onderwijs kregen ze nauwelijks, lijfstraffen regelmatig. De modernisering van de samenleving zorgde voor een humaner denken. De maatschappij legde zichzelf normen op en werd verdraagzamer. Mensenrechten werden belangrijk, later –in 1990, nog niet zo heel lang geleden- ook voor kinderen. Later kwam er in ons land een nieuwe wet voor het jeugdsanctierecht opdat België conform zou zijn met de internationale verdragen. Open VLD wil nu dus een stap terug zetten. Tekenend voor onze samenleving die zoals al vaak gezegd harder wordt en waar de nadruk opnieuw meer op repressie komt te liggen. Het opsluiten van criminele minderjarigen is trouwens geen nieuw idee, het staat al jaren in het programma van die andere repressieve partij het Vlaams Belang/Blok.
Het succes van een samenleving valt af te lezen uit de manier waarop zij omgaat met haar zwakste schakels.

zaterdag 13 oktober 2007

vrijdag 12 oktober 2007

Dave Peters for president

Akkoord we worden een dagje ouder en binnenkort behoren we niet meer tot het doelpubliek van jongerenzender StuBru. Het nerveuze gejengel van Peter Van De Veire en de vaak flauwe grappen van Thomas De Soete worden gecounterd door creatieve en spitsvondige invalshoeken. De muziek die tijdens ochtend- en avondblok gedraaid wordt, is vaak niet mijn kopje thee. Maar het geheel blijft fijne radio. Dat kan niet gezegd worden over de Goeiemiddag Show. Dat is het programma dat van twaalf tot één het geweldige Brussel Midi moet doen vergeten. De naam van het radioprogramma geeft al een beetje weer waar het om draait: niks. StuBru wou met de show kort op de actualiteit zitten op een eigenwijze manier. Resultaat is een programma dat van de hak op de tak springt en nergens diep op doorgaat. Creatieve invalshoeken zijn hier ver te zoeken, een spitsvondige kijk en humor nog verder. Het programma is niet aan te horen. Eerst dacht ik dat het lag aan de verschrikkelijk irritante jingles. Daarna dacht ik dat het misschien iets te maken had met de soms onuitstaanbare Heidi Lenaerts. Of zouden het de doodsaaie gastbijdrages zijn? Het ergste is misschien wel de poging om op het einde van het programma met een kwinkslag af te sluiten. Hiervoor voeren ze nieuwsanker Jan Becaus op, die mag dan een losgeslagen stelling poneren en afsluiten met ‘denk daar maar eens over na’.
Het enige item waar nog wat in zit is de biechtstoel waar de gast van de week zichzelf bloot geeft. Een afkooksel van voorganger Brussel Midi dus. Vrienden van StuBru, haal Dave Peters terug! Peters is een prima interviewer die nu eens diepgaand, dan humoristisch vaak meer uit zijn gasten krijgt dan vele andere interviewers. Bij Peters leer je sommige politici van een heel andere kant kennen. Muzikanten geven hun mening over politiek. Gasten worden ook aan de tand gevoeld over dingen naast hun core-business. Een gesprek in Brussel Midi was dan ook steevast leerrijk en origineel. De Goeiemiddag Show is Aldi-radio. Denk daar maar eens over na!

woensdag 10 oktober 2007

Opa

Een beetje doof, half verlamd, moeilijk ademend maar bovenal breed glimlachend en lustig knipogend. Zo heeft mijn opa zijn laatste dagen en uren onder ons doorgebracht. Nooit klaagde hij over de pijn die hij gehad moet hebben.
Als fiere man kwam hij geheel onverwacht in een rolstoel terecht na een hersenbloeding. Stappen en zijn rechterarm gebruiken behoorden plots tot het verleden. Opa werd uit zijn appartement overgeheveld naar een rusthuis, oma verhuisde mee. Geketend aan de rolstoel, in een klein kamertje in een omgeving waar niet hij maar anderen beslissingen namen, ging hij zijn nieuw lot tegemoet. Niet met verslagenheid maar met optimisme. Na een paar weken waren ze al in het hele rusthuis gekend. Vooral de grote familie –tien kinderen en een klein legioen kleinkinderen- die erg vaak op bezoek kwam, wierp hoge ogen. Oma en zeker opa straalden als ik ze met mijn twee broers meenam om in de tuin, onder de boom een Westmalle te gaan drinken. Opa was een echte Bourgondiër. Eten kon hij al de beste. Als kind waren wij daarvan behoorlijk onder de indruk. Wat opa naar binnen speelde daar konden wij nog wat van leren.
Idealen stonden voor opa boven bezit. Hij was erg gelovig en dat kon ook in zijn daden gezien worden. Als jonge man stond hij mee op de barricades voor gelijkheid voor alle arbeiders. Tijdens de begrafenisviering die hij zelf opgesteld had, was erg duidelijk dat hij de gedachten van Cardijn en De Kajottersbeweging nog diep in het hart droeg.
Maar bovenal was opa zoals opa’s zijn. Warm, luisterend, altijd klaar met goede raad. Eerst een snoepje uit de kast, later wat chips en nog later een glaasje Porto. Hij was altijd met ons begaan. Hoe het ging op school, op het werk, in de Chiro, waarom onze vriendin er niet bij was,… Steeds klaar om te helpen ook. Lastige studenten zoals ikzelf mochten bij opa en oma gaan studeren in een kamertje waar de afleiding nagenoeg nul was. (niet dat het veel geholpen heeft) Zijn grootste goed was zijn familie. Op elk feest fleurde hij op. In het bijzijn van die vele kinderen en kleinkinderen voelde hij zich opperbest. Niet zelden zorgde hij zelf voor de sfeer.
Zijn lichaam was vandaag niet aanwezig op de begrafenis, dat schonk hij aan de wetenschap, maar zijn geest was ontegensprekelijk onder ons.

Het zijn niet de status, pracht of praal die je hebt verzameld in je leven die finaal tellen. Het is wel de liefde. Het vermogen ontwikkelen om lief te hebben en geliefd te worden. Dat is het enige.

dinsdag 9 oktober 2007

vrijdag 5 oktober 2007

Fotogeniek?

De eerste echte foto van ons nieuw gezinslid. U herkent er zonder enige twijfel mijn imposante torso en Sarah's fijne verschijning in. Voor wie het niet duidelijk is, het baby'tje roept laat mij nu toch eens vijf minuten met rust en maakt een gebalde vuist. (Wou nog een middenvinger opsteken, maar heeft nog geen perfecte oog-handcoördinatie.)

woensdag 3 oktober 2007

Verwacht M/V met talent

Vanaf deze week moeten wij onze aanstaande spruit niet langer met het aanspreken, maar is hij of zij toepasselijker. Maandagochtend op de echografie vertelde de professor ons welk geslacht ons kindje had. Ik had het al iets vroeger gezien, Sarah had het nog niet opgemerkt. Het wordt nu zaak de komende vier maanden en half ons niet te verspreken. Onze moeilijk en bochtig parcours rond namen kiezen wordt bij deze ook gehalveerd. Goed nieuws dus. Maar het beste nieuws was toch dat het wezentje gezond is. Geen open rug, geen open gehemelte, alles zit erop en eraan. Hij of zij –laat de weddenschappen maar beginnen- is erg beweeglijk, konden we op de echo zien. Maar ook de mama voelt de spruit nu goed bewegen. Met als gevolg dat bij elke beweging de papa gesoupeerd wordt om even aan de buik te komen voelen. Tegen de tijd dat ik daar ben is het bengeltje gestopt met bewegen. Speelt dus nu al met mijn voeten. Voor diegenen die niet thuis zijn in de echo-materie: Op de eerste foto ziet u een dwarsdoorsnede van het hoofdje. Op het tweede plaatje een gezonde ruggengraat. Maak u geen zorgen ik zie bij drie op de vier foto’s ook niet wat er te zien valt.