maandag 29 oktober 2007

Hans Van Alphen, Belgiës beste tienkamper ooit

"De feestjes als student hebben mij een paar jaar van mijn carrière gekost"

Tienkamper Hans Van Alphen (25) heeft zich onlangs met een verdienstelijke elfde plaats op het WK in Osaka geplaatst voor de Olympische Spelen. En dat als amateur! Maar ja, tienkampen, dat is: van alles een beetje kunnen, maar eigenlijks niks grondig. “Schrijf maar op in grote drukletters: het is net het omgekeerde.”

Een paar weken voor het WK atletiek in Osaka had Hans Van Alphen zich laten opmerken door als eerste Belgische tienkamper de magische grens van de 8.000 punten te overschrijden. Mensen die het kunnen weten, dichten de Kempenaar en kinesist een grote toekomst toe.
Ik heb met Hans Van Alphen afgesproken in mijn ouderlijk huis. Hij neemt in de buurt deel aan zijn laatste wedstrijd van het seizoen. Na een stevige handdruk vraagt hij of hij even onder de douche mag. Nauwelijks zeven minuten later – alweer een record – staat hij fris gewassen terug beneden. Een kwartier later bevinden we ons op een rustig terras en vraagt de kelner wat we willen drinken. Ik bestel een fles La Chouffe, Van Alphen een extra glas.

Moet een tienkamper zich niet houden aan een streng dieet en een spartaanse levensstijl?
HANS VAN ALPHEN:
“Dat heb ik de laatste jaren in elk geval niet gedaan. Ik heb er vijf jaar studeren in Leuven op zitten. Ik heb mijn studentenjaren zoals elke normale student beleefd en ging veel op stap. Daardoor heb ik mijn trainingen wat verwaarloosd. Ik trainde echt heel ongeregeld. Soms drie keer per week, soms drie keer per maand. Als er een wedstrijd aankwam, begon ik wat meer te trainen en wat minder te drinken. Prestaties die ik nu op sommige onderdelen neerzet kwamen er toen ook uit, maar op erg onregelmatige basis.
»Ik haalde in die tijd (Van Alphen studeerde af in 2005; red.) rond de 7.000 punten. Daarmee was ik toen derde beste Belg. Daarom besloot ik na mijn studies opnieuw voluit te gaan trainen. Vandaar dat ik zo’n steile opgang gemaakt heb. Mijn studentenleven heeft me eigenlijk een paar jaar van mijn carrière gekost. Maar ik ben blij dat ik het heb meegemaakt en dat alles toch nog goed gekomen is. Bovendien heb ik nu ook mijn diploma achter de hand.”
Je bent amateur-atleet en kinesist, een gemakkelijke combinatie?
VAN ALPHEN:
“De voorbije twee jaar waren erg zwaar. Ik begon elke dag rond acht uur te werken. Om drie uur stopte ik om tot half zes te gaan trainen. Daarna ging ik weer aan de slag tot half tien. Dat is gelukkig wat veranderd. Ik heb dit jaar een patiënt gevonden die mij sponsort.Ik had met beide handen die zijn nek vast en… (lacht) Nee, ik heb een 40- jarige patiënt die een aantal bedrijven heeft en gek is op sport. En zo kwam het een van het ander. Hij vroeg me om eens op papier te zetten hoeveel atletiek mij jaarlijks kost. Hij sponsort mij nu voor dat bedrag. Daardoor is er uiteraard wat meer tijd vrijgekomen om te trainen. Met de prestaties die ik vandaag neerzet tot gevolg.”
Heb je al veel reactie gekregen op die prestaties?
VAN ALPHEN:
“Daar ben ik enorm van geschrokken. Ik heb echt massa’s mails en berichten gekregen. Ik kreeg in mijn brievenbus zelfs vragen voor gehandtekende foto’s. Dat is toch wel wat beangstigend. Bij mijn thuiskomst was de hele straat versierd. Iedereen had daar aan meegewerkt. Dat is wel chique.
»Grote pech was wel dat op dat moment de 4x100-dames er net met een bronzen plak vandoor gingen. Dat heeft zowat alle aandacht opgeëist. Maar het is wel fijn dat je eens in de krant staat en dat de mensen zien wat je verwezenlijkt hebt. Dat is ook goed voor het atletiek, en zeker voor de tienkamp. En de sponsor is uiteraard ook tevreden als je eens in de boekskes staan.”
Ahum, magazines.
VAN ALPHEN:
(lacht) “Magazines, sorry. Ik ben wel blij dat de interesse in mij beperkt blijft. Ik kan me wel inbeelden dat het voor Kim en Tia soms wat te veel wordt. Als ik hoorde van Hanna Mariën (4x100 meter; red.) dat haar gsm elke vijf minuten afging, dan prijs ik mezelf gelukkig dat ik daar gespaard van blijf.“
Atletiekjournalist Kris Meertens zei op Studio Brussel dat jij de ‘X-factor’ hebt die jou wel eens de nieuwe ster van het Belgische atletiek zou kunnen maken. Word jij de mannelijke Kim Gevaert?
VAN ALPHEN:
“Pfff, Kim en ik zijn totaal niet te vergelijken. Haar niveau is veel hoger dan het mijne. Kim is de absolute nummer één in de Belgische atletiek. Net daaronder komt Tia. Bij de mannen zijn Kristof Beyens en ik momenteel diegenen met de beste resultaten. Bij gebrek aan beter. Ik zie mezelf geen ster worden. Laat mij maar gewoon met mijn sport bezig zijn.”

Verzuring
De kloof tussen gewone atleten en tienkampers wordt stilaan kleiner. Op technische onderdelen is er nog een verschil in prestatie van 30%. Op de andere onderdelen een speling van nauwelijks 15%. Hoe verklaar je dat?
VAN ALPHEN:
“Schrijf dat maar in grote drukletters. Een van de belachelijkste opmerkingen die ik krijg is vaak: ‘Tienkamp, dat is van alles een beetje kunnen, maar eigenlijks niks goed kunnen.’ Het is net omgekeerd. Veel mensen zijn goed in vijf, zes, of misschien zelfs zeven of acht dingen. Dan nóg kom je er bij tienkamp niet. Je moet echt behoorlijk goed zijn in elke discipline, anders kan je het vergeten. Als je kijkt naar wereldkampioen Roman Sebrle: die springt acht meter ver. Dan zit je in de middenmoot van de wereldtop. Maar dat is geen verspringer. Als je zeventig meter ver gooit met de speer, zit je nog een heel eind van de wereldtop, maar hier in België is dat de top. En in de tienkamp moet je die prestaties in twee dagen leveren. Daar mag van sommige mensen wat meer respect voor komen.”
Als Kim Gevaert een paar keer de 100 meter gelopen heeft, klaagt ze over vermoeidheid. Is jullie pakket niet nog veel zwaarder?
VAN ALPHEN:
(lacht) “Ja, dat is niet te begrijpen, hè. Wat tienkamp voor mij echt zwaar maakt, is de vierhonderd meter op het einde van dag één. Die zorgt voor heel wat verzuring. Het moeilijke is dan op dag twee aan de 110 meter horden beginnen. Omdat je zo hard verzuurd bent, zijn je benen erg stijf. Dan moet je over horden van bijna 1m07 beginnen te lopen.Dat is niet evident. Vanaf het polsstokspringen beginnen de inspanningen meestal te wegen. In mijn geval (kijkt bedenkelijk) duurt dat niet zo lang. Normaal gezien duurt zo’n parcours ongeveer drie uur. Ik spring heel laag, dus ik ben er snel vanaf. Dat is ook geen voordeel, want dan moet je snel na elkaar springen.
»De opeenstapeling weegt door, natuurlijk. Het zijn allemaal korte en explosieve nummers en dan komt er nog eens hoog- en polsstokspringen bij, proeven die lang duren. Dat in combinatie met de 400 en 1.500 meter maakt het wel hevig.
»Als je een tienkamp doet, moet je rekenen dat je de eerste week niet veel zal trainen. Dat is ook net het moeilijke aan tienkamp. Als je je moet kwalificeren voor de honderd meter, dan kan je elke week wel een wedstrijd 100 meter gaan lopen. Maar voor een tienkamp moet je jezelf twee weken op voorhand beginnen voor te bereiden. Je hebt ook nog eens twee weken nodig om volledig te recupereren van een wedstrijd. Per tienkamp die je doet, verlies je eigenlijk een maand intensieve trainingsarbeid. Als je je dan voor een wedstrijd wil kwalificeren en je moet minima achterna hollen, springen en werpen, wordt dat uiteraard erg zwaar.”

Vijf trainers
Jouw progressie ligt volgens je trainers vooral bij de technische nummers.
VAN ALPHEN:
“Dat is inderdaad zo. Toen ik op het WK in Osaka voor de eerste keer tussen de groten van de tienkamp stond, voelde ik mij soms een gehandicapte. Mijn concurrenten zijn technisch veel beter. Dat komt omdat zij professioneel met hun sport bezig zijn en meer tijd hebben om te trainen. Ik heb bij elke technische proef nog marge. Bij polsstokspringen en hoogspringen bengel ik helemaal achteraan. Maar ik heb alles in huis om het onder de knie te krijgen. Ik spring 4m30. Als ik een halve meter hoger spring, kan ik bijna 200 punten winst maken. Op één proef is dat gigantisch veel.”
Wat is jouw favoriete onderdeel?
VAN ALPHEN:
(onmiddellijk) “Speerwerpen. Daar moet ik bijna niet voor oefenen en toch werp ik meer dan behoorlijk. Dat is de proef die mij technisch het beste ligt. Het is ook het enige wat lang blijft vliegen. Zo’n speer heeft een prachtige vlucht. Een kogel daarentegen, die gooi je weg en hij ploft op de grond. Mijn sterkste proef is evenwel het verspringen. Dat samen met de 400 en de 1.500 meter. Maar dat zijn geen plezante proeven. Dat is gewoon afzien. Het plezante is ook de afwisseling. Als ik een week moet gaan speerwerpen, dan ben ik dat kotsbeu. Daarom train je telkens verschillende proeven door elkaar.
»Ik werk met vijf trainers. Voor ver- en hoogspringen en de loopnummers heb ik dezelfde trainer, voor kogel- en discuswerpen een andere trainer, iemand voor polsstokspringen, iemand voor de horden en iemand voor het speerwerpen. Voor de 1.500 meter train ik sowieso niet. Ik train voor de 400 meter en moet het dan maar redden in de 1.500 meter. Dat kan ook niet anders. Als je echt gaat conditietrainen, dan gaat je explosiviteit voor een stuk verloren en kom je minder sterk voor de dag in de negen andere nummers.”

Profcontract
Als je vijf verschillende trainers hebt, wie behoudt dan het overzicht?
VAN ALPHEN:
“Vanaf oktober krijg ik eindelijk mijn profcontract bij Bloso. Dan komt er iemand die me volledig zal begeleiden. Dat is belangrijk, want ik heb geen cursus trainingsleer gevolgd. Ik moet nu alles alleen beslissen. Ik luister wel naar mijn lichaam, maar soms moet je ook eens in het rood kunnen gaan. Nu ik prof word, zal ik eerst ook volledig onderzocht worden.”
Waarom heeft de atletiekbond je vorig jaar nog geen contract aangeboden?
VAN ALPHEN:
“Ik had mij vorig jaar kandidaat gesteld, maar toen had ik maar 7.400 punten. Mijn aanvraag was ondersteund door een aantal brieven van gerenommeerde trainers die wel wat in me zagen. (zucht) Ik begrijp wel dat het voor hen een moeilijke beslissing is. Je hoopt natuurlijk dat ze daar vertrouwen in hebben.”
Is het niet spijtig dat alleen mensen die iets bewezen hebben prof worden? Moeten ze niet net talent de kans geven door te groeien?
VAN ALPHEN:
(aarzelt) “Misschien wel, vorig jaar dacht ik daar ook zo over. Aan de andere kant heb ik nu wel bewezen dat ik het waard was. En ik heb me als amateur kunnen plaatsen voor de Olympische Spelen. Ik denk niet dat er veel mensen dat kunnen zeggen.”
Buiten de Belgische hockeyploeg.
VAN ALPHEN:
(lacht) “Ploegsporten niet meegeteld. Ik moet me volgend jaar enkel en alleen concentreren op de Olympische Spelen. Met mijn Bloso-statuut heb ik nu eindelijk wat rust. Dat had ik het voorbije jaar helemaal niet. Het enige wat ik deed was trainen en werken. Ik had daarnaast geen leven. Vroeger ging ik elke week op stap. Nu is dat nog één keer om de twee maanden en dan wordt het nooit langer dan middernacht. Mijn sociaal leven is er erg op achteruit gegaan. Gelukkig doet mijn vriendin ook aan atletiek en weet zij wat het is. Zij traint zelf drie, vier keer per week. Soms trainen we op hetzelfde moment. We doen dan niet echt iets samen, maar zien elkaar dan toch.
»Wij hebben dat op voorhand wel duidelijk besproken. Ik wist dat wanneer ik de stap naar professioneel sporten wou zetten, dat het zwaar zou worden. Trouwens, als het dit jaar niet gelukt was, had ik het nog één, misschien twee jaar geprobeerd, maar was er dan mee gestopt.”
“Op het WK, tussen al die profs, voelde ik mij soms een gehandicapte.”

Solidariteit
Het Belgisch record is de laatste drie jaar drie keer en door drie verschillende atleten gebroken. Een talentvolle lichting of het resultaat van een goed begeleidingsapparaat?
VAN ALPHEN:
“Er zit echt veel talent klaar. Een meisje zoals Sara Aerts, die de zevenkamp doet, barst van het talent. Ik denk dat België op termijn een echt meerkampland gaat worden. Nu zijn we een land van spurters en vroeger van langeafstandlopers. Qua structuren of ondersteuning bestaat er weinig. Er loopt gewoon veel talent rond. Het grootste deel komt uit Wallonië.
»In de jaren ‘70 had België ook een hele goede lichting tienkampers, met drie man op de Olympische Spelen. In onze buurlanden is er veel meer aandacht voor tienkamp. In Duitsland of Frankrijk zijn tienkampers dé atleten.”
De gemoedelijke sfeer tussen meerkampers op kampioenschappen valt wel op.
VAN ALPHEN:
“Er bestaat geen enkele andere discipline waar de solidariteit tussen concurrenten zo groot is. Als bij het verspringen je eerste twee sprongen afgekeurd worden, dan moedigt iedereen je aan. Je zou nochtans denken dat iedereen tevreden is met een concurrent minder, maar niks is minder waar. Wij moeten ook vaak wachten tot het aan ons is en dan wordt er wel wat gebabbeld. Alleen de Russen vallen wat uit de boot omdat die nauwelijks Engels kunnen. (lacht)
»De atleten geven elkaar ook tips. Ze zeggen bijvoorbeeld waar je nog op moet letten. Als je dan kijkt naar spurters. Die mannen proberen elkaar al voor de wedstrijd te imponeren of halen in de pers naar elkaar uit.”
Hoe belangrijk is de mentale druk?
VAN ALPHEN:
“Die is zeker niet te onderschatten. Je moet proberen om gefocust te blijven tijdens de tien proeven, twee dagen lang. Als je een slechte proef hebt gedaan, wat regelmatig gebeurt, dan moet je jezelf opnieuw oppeppen.
»Ik sta mentaal zeer sterk. Ik weet niet hoe dat zal zijn als ik ergens als favoriet moet verschijnen. Dan zal de druk allicht een pak hoger liggen. Maar ik kan redelijk goed relativeren. Het gaat hier om sport en er zijn heel wat andere dingen in het leven.”
Hoe lang kan een tienkamper mee?
VAN ALPHEN:
“Tot halverwege de dertig. De huidige wereldkampioen is 33. De vraag is hoe je lichaam reageert op de trainingen en de intensieve inspanningen. Ik denk zelf nog een tijdje door te gaan. Maar als 8.000 punten niet meer haalbaar zijn, dan ga ik mezelf niet meer pijnigen op de trainingen.”
Doe eens een straffe pronostiek voor de Spelen?
VAN ALPHEN:
“Het niveau op de Spelen zal zeker hoger liggen dan op het WK. Ik sta nu 21ste op de wereldranglijst. Als ik me dit jaar grondig kan verbeteren, moet ik op de Spelen minstens de top-12 halen. Tegen de Spelen van 2012 wil ik 8.500 punten halen.
»De vraag is ook hoeveel atleten wegvallen. Als de echte toppers falen op een proef, dan haken die af. Die komen alleen voor het podium. Tel daar nog wat afwezigheden en blessures bij op en je stijgt een paar plaatsen.”


TELLEN TOT TIEN
PARCOURS
Dag 1
100 meter HVA: 11.09 sec.
Verspringen HVA: 7.49 m
Kogelstoten HVA: 15,39 m
Hoogspringen HVA: 1,89 m
400 meter HVA: 48,25 sec.

Dag 2
110 meter horden HVA: 14,72 sec.
Discuswerpen HVA: 46,37 m
Polsstokspringen HVA: 4,4 m
Speerwerpen HVA: 65,7 m
1.500 meter HVA: 4 min 21

REGELS
De regels van de afzonderlijke nummers zijn van toepassing. Alleen: de atleten mogen bij nummers als verspringen en speerwerpen slechts drie in plaats van zes pogingen ondernemen.

PUNTENTELLING
De punten die de atleten kunnen behalen, zijn niet afhankelijk van hun plaats in de rangschikking, maar wel van hun prestatie. Daarvoor is een ingewikkeld systeem uitgedacht met exponentiële functies. Vandaag kunnen atleten hun resultaten aflezen uit vooraf gemaakte tabellen.

HET WERELDRECORD
staat op naam van Tsjech Roman Sebrle. Hij behaalde 9.026 punten.

Geen opmerkingen: